reflecteren (nadenken)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Goethe zelf had niet of weinig gereflecteerd over zijn eigen wetenschapsbeoefening.

Vanuit het heden reflecteer je op het verleden.

Niet iedereen is gewend over zichzelf na te denken en te reflecteren.

Om op die vraag te reflecteren zijn er verschillende invalshoeken mogelijk.

Hij wordt aangespoord om zelf actief te reflecteren over zijn standpunten.

Ik vind het al heel mooi als mensen gaan reflecteren.

Je moet er ook kritisch over kunnen reflecteren.

De wetenschap van de ethiek reflecteert op moreel goed en kwaad gedrag.

De kunstenaar reflecteert voornamelijk op zijn eigen tekortkomingen.

In de krant of op televisie reflecteren over de grote, maatschappelijke onderwerpen?

Het kind leert reflecteren op de taal die het globaal reeds enigszins verstaat.

Zij reflecteren op de televisie, op film, op reclame en nieuwe media.

De opleiders dragen kennis over, trainen vaardigheden en leren reflecteren op eigen ervaringen.

Ik reik mensen slechts de mogelijkheid aan om over hun eigen levens te reflecteren.

In het begin lijkt Small World te reflecteren op de festivalisering van de samenleving.

Intelligent en introspectief is ze; ze kan al op haar eigen gedrag reflecteren.

Hij heeft tijd nodig om niets te doen, om te reflecteren en te contempleren.

Ik wil dingen kunnen bekijken en gedwongen worden om erover na te denken, te reflecteren.

Het idee groeide vanuit de interesse te reflecteren op een meer fundamentele manier over de criminaliteitsproblematiek.

Slaat de neiging van journalisten te reflecteren op de eigen werkwijze nu ook over op spotprenttekenaars?

Je kan daar thuis ook over zingen, maar daar reflecteer je veel minder intens op jezelf.

Ik moet nu reflecteren op iets wat nog niet is afgerond.

Vijf Franse auteurs reflecteren op de gevolgen van de terreur in hun land.

Er bestaat dus een bepaald droombeeld, maar kinderen reflecteren daar niet op, stelt Meijers.

De leerlingen kunnen reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

auteur

kind

kunstenaar

leerling

media

mens

student

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

goed

kritisch

voortdurend

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

op:

ervaring

geschiedenis

kunst

leven

tijd

toekomst

werk

over:

leven

rol

bijzin ingeleid door

hoe

wat

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.